Faro (Faro)
Faro heeft een lange historie. Ruim 2000 jaar geleden legden de Romeinen er al een grote haven aan. In 1540 kreeg Faro stadsrechten en in 1756 werd de stad hoofdstad van Portugals zuidelijkste provincie.
Tegenwoordig is de stad het bestuurlijk centrum van het district Faro, zetel van een bisschop en centrum van een belangrijke toeristische streek, de Algarve. Op de internationale Luchthaven van Faro landen vele lijn- en chartervluchten. In 1992 verongelukte op dit vliegveld een toestel van Martinair tijdens de landing (zie Vliegramp Faro).
Uit archeologische vondsten is gebleken dat in de IJzertijd al sprake was van een nederzetting op de plaats van het huidige Faro. De stad was al een handelspost van de Feniciërs en van de Grieken, voordat het in het Romeinse Rijk Ossónoba werd genoemd. In de tijd van de Romeinen was het de belangrijkste nederzetting ten zuiden van de Taag. Haar status werd verhoogd naar municipium, oftewel stad.
Na de Romeinse tijd kwam er al in 300 een christelijke parochie met een bisschop. In 418 werd het vervolgens door de Westgoten veroverd en kreeg het de naam Santa Maria.
In 714 werd de stad (Shantamariyya) door de Moren veroverd waarna een periode van bloei volgde. De stad werd voor het eerst ommuurd. Christenen en moslims leefden in vrede naast elkaar gedurende vijf eeuwen. Ook de Joden vestigden zich er, met name in de oude stad, de Vila Adentro. Nieuwe wijken werden aangelegd of uitgebreid: Ribeirinha en Mouraria. De naam Faro kan afgeleid zijn van de naam van de dochter van emir Abu Uthman Said ibn Harun die in 1031 Faro voor korte tijd hoofdstad van zijn taifa (taifa Santa María de Algarve) maakte. De stad droeg de naam Farão tot in de 16de eeuw. De legende van Santa Maria de Ossonoba vindt zijn oorsprong in de 11de eeuw. Volgens de overlevering gooiden de moslims een beeld van de Heilige Maagd in de zee, waarna ze moesten vaststellen dat de zee geen vis meer voortbracht en er ook geen fruit meer aan de bomen groeide. Ze moesten het beeld weer uit de zee opvissen en binnen de stadsmuren terugzetten voordat alles weer normaal werd.
In 1217 werd de stad samen met Cadiz geplunderd door kruisvaarders tijdens de Vijfde Kruistocht. In 1249 voltooiden de legers van Koning Alfonso III de verovering van Portugal op de moslims met de inneming van Faro, waardoor Faro een deel van Portugal werd.
In 1499 begon Koning Manuel I met de reconstructie van de stad en werden het marktgebouw, de douanepost en een hospitaal gebouwd. In 1540 verkreeg de stad stadsrechten. Dat het de stad goed ging, blijkt uit het feit dat er vier kloosters werden gebouwd tussen 1517 en 1620. In 1596, ten tijde van de Spaanse overheersing (1580-1640), viel Engeland de Spaanse vijand aan op Portugees grondgebied. Britse troepen plunderden Faro, onder bevel van de graaf van Essex. Daarbij werden tweehonderd kerkelijke boeken gestolen. Deze vormen nu de basis van de Bodleian Library in Oxford.
In 1755 verwoestte de laatste van drie aardbevingen (de eerste was al in 1722) de stad volledig, In 1756 werd Faro hoofdstad van Portugals zuidelijkste provincie; de Algarve. In de jaren daarna maakte een bisschop, die ook regeringspresident van de Algarve werd, Dom Francisco Gomes, zich sterk voor de verdere ontwikkeling van de stad. Zijn standbeeld staat op het hoofdplein van Faro, bij de binnenhaven.
De 19e eeuw was wederom een tijd van expansie, waarin de volgende publieke gebouwen verrezen: Alameda Vasco da Gama, het slachthuis, Jardim Manuel Bivar, de muziekkoepel Coreto, het Lethestheater en andere theaters en cafés. In de laatste jaren van deze eeuw werd ook de zogenaamde binnenas geconstrueerd.
Kaart (cartografie) - Faro (Faro)
Kaart (cartografie)
Land (geografie) - Portugal
Vlag van Portugal |
De geschiedenis van de staat Portugal gaat terug tot de middeleeuwen: 1139, tijdens de Reconquista, wordt gezien als het jaar waarin het land onafhankelijk werd van de Moren. In de vroegmoderne tijd groeide het land uit tot het Portugese Rijk, een wereldmacht die overzeese gebieden in Afrika, Azië en Zuid-Amerika omvatte. In de daaropvolgende eeuwen nam het rijk weer in grootte af; in 1999 kwam met de overdracht van Macau aan China een eind aan de koloniale bezittingen. In de 20e eeuw was Portugal gedurende enkele decennia een dictatuur. Daaraan kwam met de Anjerrevolutie in 1974 een einde.